Grenspalen tussen Arnhem en Oosterbeek

We beginnen deze tocht bij het Missionaris kerkhof van Vrijland. Daar vinden we de eerste paal tussen de spoorlijn en de Johanna hoeve. De paal hier is er een die niet de originele lengte van 3 meter toont. In 1750 verleende Willem IV de burgers in de schependommen en schoutambten het recht om in eigen gebied te jagen. In dat kader moesten alle grenzen worden nagemeten en worden afgepaald. Arnhem moet met vier buren tot zaken komen: de Schoutambten Renkum, Ede en Rheden an de Hoge Heerlijkheid Rozendaal. Bij het vastleggen van de grens wordt het uitganspunt gehanteerd dat men telkens moet kunnen zien waar de volgende paal zich bevindt. Bij voorkeur worden dus verhogingen gekozen als standplaats. Nu de heide veelal tot bos is geworden, zoals op veel van mijn foto's te zien is, is dat uitgangsunt alleen nog terug te vinden in het feit dat inderdaad veel palen relatief hoog staan.

Vrijland 2. Vlak bij het de kerk van de Fathers of Mill Hill, een van oorsprong engels missiegenootschap. De klanken van kerkgezang begeleidden mijn wandeling hier. Zo hoort een arnhemse grenspaal er uit te zien. Geplaatst op een pol, ooit gemaakt van heideplaggen, die lange tijd als enige kenmerk van de grensscheiding dienst deden. Tot in 1756 begonnen wordt met het zetten van palen op diverse pollen.
Vrijland 3, een paal waar alleen de voet nog in de pol zit. Dat zullen we meer zien op deze tocht. Deze pol is enkele honderden meters voorbij de kerk, oostelijk. De palen zijn ooit gemaakt door een Dordse steenhouwer en geleverd door de Arnhemse steenkoper Plamont. Het landmeetwerk is van Willem Leenen, eveneens eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het plaatsen van de palen.
Geen grenspaal, maar het herdenkingsmonument aan de Drijense weg. Aangezien het 17 september was toen deze foto is genomen lager er bloemen bij. Hij staat overigens maar enkele meters noordelijk van de grens.
Grenssteentje Drijense weg
Lichtenbeek 1
Lichtenbeek 2
Lichtenbeek 3
Paal aan de Van Limburg Stirum weg.
De voet van de palen is ruw afgewerkt. Ooit was dat de oorzaak dat een paal op z'n kop terug gezet is geweest. Men vond die kant blijkbaar meer charme hebben. Een duidelijk geval van veranderende smaak.
Deze paal schijnt neergezet te zijn door Het Gelders Landschap. Hij staat ongeveer midden tussen de paal op de vorige en de steen op de volgende foto. Het is een betonnen paal van vrij recente datum denk ik (vergeleken met de eerste serie). Op de achtergrond zie je de oude grenspaal.
Het grenssteentje aan de van Limburg Stirumweg.
Het grenssteentje van de Schelmseweg is uit de grond gehaald. De steen is langer dan je zou vermoeden.
Mariëndaal Noord 1.(Uit Voetpaden in en om Arnhem van V.Mars et al.)Mariëndaal zoals we het kennen is uit de 18e-begin 19e eeuw. Het Arnhemse geslacht van Eck liet er zich een ruim classicistisch huis bouwen en de natuur vormgeven volgens de romantische smaak van die tijd, compleet met "zwitserse" bruggetjes en beuken berceau - de bij de Oosterbeekse en Arnhemse paartjes zo geliefde Groene Bedstee.
Mariëndaal Noord 2
En nu bij elkaar op één foto.
Mariëndaal, spoorwegviaduct noord
Mariëndaal, spoorwegviaduct zuid. Alleen de top rest nog tussen de brandnetels.
Utrechtse weg. De Arnhemse loco-burgemeester Gd. Kuiper onthulde deze (toen) gloednieuwe grenspaal op 13 juli 1983 aan de Utrechtseweg, in het kader van de viering van Arnhems 750ste verjaardag. De paal is een geschenk van Huissense steenhouwers, de gebroeders Grillo. Aan de ene zijde het wapen van Arnhem, de andere kant Renkum.
Het wapen van Arnhem. De naam Arnhem is waarschijnlijk afkomstig van Arendheim, wat het wapen sprekend zou maken. Oude zegels van de stad, uit 1281, de 14e eeuw en 1509 vertonen allen een dubbele adelaar. De adelaar komt eveneens voor op munten van graaf Otto II van Gelre. De burgemeester stuurde in een brief van 26 april 1815 een tekening mee van het wapen.
Het is ook mogelijk dat het wapen afgeleid is van het wapen van de familie Van Arnhem. Deze familie voerde in zilver een eenkoppige adelaar van keel. Leden van het geslacht Van Arnhem komen al voor als ministeriaal (hoge ambtenaar) aan het hof van Hendrik en Otto I van Gelre in 1177. Latere van Arnhems hadden eveneens hoge posities aan het hof en, in de 13e eeuw, ook in de stad. Leden van het geslacht Van Arnhem zegelen ook in 1233 de oorkonde waarbij Arnhem stadsrechten verkrijgt.